Het Veenkloosterbos
Zoals het Veenkloosterbos er nu uitziet, werd het omstreeks 1840 aangelegd door tuinarchitect L.D. Roodbaard, maar sommige lanen en de zogenaamde Modderberg zijn van voor 1800 en maakten toen deel uit van een Franse tuin. Roodbaard vernieuwde het park met kronkelpaden, grillige vijverpartijen, een hertenkamp, een hermitage en een theehuis, kenmerken van de Engelse landschapsstijl. Het Veenkloosterbos is in trek bij zeer veel vogelsoorten. In de hoge eiken en beuken bevindt zich één van de grootste reigerkolonies van het noorden. De ijsvogel broedt regelmatig in het bos, evenals de havik. Ieder voorjaar roept de wielewaal en is de koekoek te horen. De oude bomen worden bewoond door vele spechtensoorten. Op de drie vijvers verblijven vele eendensoorten. Jaarlijks is het Veenkloosterbos een rustplaats voor naar het zuiden trekkende houtsnippen. Kaarten voor het bos zijn te verkrijgen bij de tuinmanswoning en de beheerders van de state.
De oplettende bezoeker ontdekt reeën, hazen en konijnen, maar ook roofdieren zoals de vos, de steenmarter, de bunzing, de hermelijn en de wezel. Daarnaast leeft er sinds 1850 een familie damherten in het hertenkamp.
Regelmatig wordt een nieuwe damhertenbok van elders gehaald om inteelt te voorkomen. De huidige geiten zijn directe afstammelingen van de eerste familie damherten uit de 19e eeuw. In het hertenkamp is de bodem bedekt met honderden kleine heuveltjes, dit zijn mierenhopen en wel van de gele weidemier, een mierensoort die de urine van de damherten nodig heeft om te kunnen leven. De flora van het Veenkloosterbos is zeer divers. Het bos wordt doorsneden door een tiental eikenlanen; enkele eiken zijn meer dan 200 jaar oud. Nog ouder zijn de vijf kolossale beuken in het Westerse bos. Hiervan werden de takken tot honderd jaar geleden regelmatig afgekapt. Op deze wijze zijn de enorme kronen ontstaan die ze nu hebben. In de kruidlaag van het bos bevinden zich schaduwminnende planten zoals varens en klimop. In de tijd van Roodbaard werden andere boomsoorten geplant, zoals essen, paardenkastanjes, acacia’s en lindes. Om ook in de winter een aantrekkelijk park te hebben werden er groenblijvende bomen zoals hulst en thuja’s geplant, maar ook struiken als rododendrons.
Elzen, berken en lijsterbessen groeien er vanzelf net als de vlier, de vuilboom en andere struiken. Nabij de voorzijde van de state komen enkele soorten stinzenplanten voor, waaronder het dubbele sneeuwklokje. In de steile taluds van de sloten en grachten groeien verschillende soorten mossen, korstmossen en varens. Langs het Westerse bos en achter de Modderberg ziet de wandelaar een oud stroompje, de Swadde geheten. Dit riviertje is historisch van groot belang geweest; tot in de 16e eeuw was het de grens tussen het Bisdom van Münster en het Bisdom van Utrecht. Tegenwoordig is de Swadde de grens tussen de Gemeente Achtkarspelen en de Gemeente Noardeast Fryslan.